Clubritten
De clubritten van R.T.C. Prinsenbeek worden in groepsverband gereden op de in het programma vermelde data en tijden. In principe rijden wij van maart tot oktober op de racefiets. Voor meer details over de kalender van de verschillende groepen verwijzen wij naar het programma van RTC. Naast reguliere clubritten zijn er speciale tochten. Daarbij wordt er vaak iets langer gefietst en trakteert de club op koffie en gebak tijdens of na afloop van de rit. Tijdens clubritten verwachten we van de leden dat zij in clubtenue rijden.
Vertreklocaties
Op woensdagavond is de vertreklocatie altijd De Drie Linden in Prinsenbeek. Alle andere tochten vertrekken vanaf de markt in Prinsenbeek.
… Helmplicht…
Door de grotere groep waarin gereden wordt, de toename van de snelheid, het betere materiaal, andere weggebruikers en het enthousiasme zit een ongeluk in een klein hoekje. Bij een ongeluk/valpartij ligt hoofdletsel op de loer! Het is daarom voor alle deelnemers aan de clubritten verplicht om een helm te dragen. Zonder helm is deelname aan een clubrit niet mogelijk.
Veiligheid
Afgelopen jaren hebben zich tijdens onze clubritten situaties voorgedaan waarbij sprake was van een min of meer gevaarlijke situatie. Meestal loopt zoiets goed af, maar het heeft helaas ook wel eens geleid tot valpartijen.
Signalen
Om de risico’s zo veel mogelijk te beperken, maken wij gebruik van de algemeen geaccepteerde en eenduidige manier van waarschuwen met signalen (ofwel verbaal, ofwel met handsignalen).
Vaak is dat een korte kreet gecombineerd met een teken met de arm. Bij tegemoetkomend gevaar waarschuw je van voor naar achteren, beginnend met diegene die voorop rijdt. Bij achteropkomend gevaar waarschuw je van achteren naar voren. Signaleer ruim van te voren en geef de aanwijzingen altijd door naar de wielrenners achter je (of vóór je als het van achter komt), zodat ook zij gewaarschuwd worden. Ben zo specifiek maar tegelijk zo kort mogelijk bij het roepen: hoe langer de kreet, hoe groter de kans op verwarring doordat het niet goed is verstaan. De signalen:
- “Voor!” – bij een obstakel aan de rechterkant van de weg. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om iemand die je inhaalt (een rustige fietser), een stilstaande auto, een plantenbak, een drempel, of een wandelaar die je aan de rechterkant tegemoet komt.
- handgebaar: met je rechterhand achter je zadel naar links wuiven.
- “Tegen!” – bij een obstakel aan de linkerkant van de weg. Vaak gaat het hier om tegenliggers, maar het kan ook een plantenbak, een bord, of een drempel zijn. N.B. Als je in een groep fietst, op je eigen weghelft, en er komt een auto vanaf de andere kant die op zijn eigen weghelft rijdt, dan kan je naast elkaar blijven fietsen. Echter, het is verstandig alsnog “tegen!” te roepen. Als je achteraan fietst wijk je soms uit naar de andere kant om je neus te snuiten, iets te eten, van kant te wisselen met je partner, etc. Een auto die je niet aan zag komen is dan niet fijn. Roep dus altijd! (Beter voorkomen dan genezen… En roepen kan nooit kwaad!)
- handgebaar: met je linkerhand achter je zadel naar rechts wuiven.
- “Achter!” – als je van achteren wordt ingehaald. Bovenstaande geldt ook hier: ook als je niet achter elkaar hoeft te gaan fietsen en gewoon kunt blijven fietsen zoals je deed, is het toch fijn als wordt geroepen.
- hier is geen handgebaar voor.
- “Ho!” – wanneer gestopt of rustig aan gedaan moet worden. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een rood stoplicht, een drukke rotonde, een kruispunt, als iemand lek heeft, of elke andere noodzakelijke reden.
- handgebaar: met je hand omhoog, net zoals een verkeersregelaar ook het stopsignaal doet.
- “paaltje”, “put”, “tak”, “grind”, of iets anders wat mogelijk gevaarlijk kan zijn voor de rest. Over zulke dingen heen rijden als je niet hoeft… Liever niet! (Grind is glad, paaltje spreekt voor zich, tak kan tussen je spaken gaan of omhoog schieten, put is ook glad (vooral met regen!). Daarbij roep je ook als er een gat in de weg zit.)
- handgebaar: omdat de mensen achter je niet weten waar het obstakel zich bevindt, wijs je er een paar seconden naar, zodat de mensen achter je weten waar ze iets kunnen verwachten.
- “Compleet!” – Dit is een signaal naar de kopmannen, dat de groep compleet is en het tempo opgevoerd kan worden. Na bijvoorbeeld een bocht is het goed om als kopman even in te houden, omdat een peloton vergelijkbaar is met een elastiek. Achteraan moet iedereen harder remmen en harder optrekken. Om dit te voorkomen is het handig als de kopmannen na een bocht even inhouden, en wachten totdat iedereen er weer bij zit. Als iedereen weer op zijn plek zit, dan wordt “compleet!” geroepen. Andersom geldt ook dat je altijd “Incompleet!” mag roepen, of “Niet compleet!” als de helft van de groep eraf ligt. Dit kan bijvoorbeeld door een auto die tussendoor kwam of door andere omstandigheden.
- hier is geen handgebaar voor.
- “Vrij!” – op een kruispunt. Hiermee geef je aan dat er geen ander verkeer nadert en dat het veilig is om over te steken. Blijf zelf controleren en roepen.
- hier is geen handgebaar voor.
- “Auto links!” of “Auto rechts!” – in tegenstelling tot bovenstaand punt is het hier niet veilig of niet veilig voor de hele groep om over te steken. Door “auto links!” te roepen geef je aan dat er van links een auto komt en iedereen extra goed moet opletten al dan niet moet stoppen.
- hier is geen handgebaar voor.
Richting aangeven: Geeft tijdig aan als we van richting veranderen, richtlijn 10 seconden of ca. 50 meter vooraf. Doe dit met opvallend handgebaar en roep de richting. In groetere groepen dienen de fietsers op achterste rijen ook richting aan te geven. Voor het achter op komend verkeer is het handig dat de laatste richting aangeven.
Rijd netjes: Twee aan twee: zo nemen we niet teveel ruimte op de weg in.
Voorbeelden van situaties die ook gevaar op kunnen leveren:
- Het ontwijken van putdeksels zonder zich te overtuigen dat dit wel kan. Over de meeste deksels kun je gewoon heen rijden en je achterligger houdt niet altijd rekening met jou uitwijkmanoeuvre.
- Het ontwijken van plassen zonder zich te overtuigen dat dit wel kan. Leuk is het niet altijd, maar je kunt meestal door plassen gewoon heen rijden. Een achterligger houdt niet altijd rekening met jou uitwijkmanoeuvre.
- Het zodanig uit de wind rijden dat men met zijn voorwiel tussen de achterwielen van de voorgangers rijdt. Bij vermoeidheid vermindert de stuurvastheid en is het niet uitgesloten dat je een achterwiel kunt raken.Ook waaiers rijden, het kan maar houdt rekening dat ander verkeer dan veel last kan hebben van de gehele groep. Daarom extra op zowel voorop als achterop komend verkeer letten en op tijd anticiperen.
- Hard rijden binnen de bebouwde kom. In de bebouwde kom is er het gevaar van overstekende personen, kruisend verkeer en openslaande portieren. Pas daar de snelheid dus op aan!
- Oversteken, probeer als groep over te steken. Zodat de groep bij elkaar blijft.
Iedere fietser is verantwoordelijk voor zijn eigen veiligheid. Daarnaast is iedereen samen verantwoordelijk voor de veiligheid van het peloton. Het is dus zaak om elkaar tijdig te waarschuwen en je aan de verkeersregels te houden. Het bestuur of de vereniging is niet verantwoordelijk voor ongelukken, valpartijen, schade e.d., opgelopen gedurende activiteiten (zoals clubritten) van de club.